zondag 18 september 2005
In het afgelopen half jaar heb ik vanuit Public SPACE en in opdracht van het Kenniscentrum KEI Stedelijke Vernieuwing vele debatten voorgezeten over de actuele toestand in de stedelijke herstructurering en met name de verschuivende rollen tussen de partijen. Deelnemers kwamen uit de kringen van projectontwikkelaars, gemeentelijke overheid en woningcorporaties, eerst apart, later gezamenlijk. Ook directie en bestuur van KEI hebben zeer intensief meegedaan. Op 12 september was de afsluitende bijeenkomst, waarin ik in een presentatie nog eens terug kon blikken op de sfeer en uitkomsten. Kern van mijn betoog:
-de (grote) steden zijn in Nederland veel belangrijker dan we bestuurlijk toelaten. Alles moet plat, dus ook het onderscheid tussen echte steden en de rest. Tevens hollen we al decennia lang de stedelijke autoriteit uit, zoals nu weer recent blijkt bij reorganisatie politie, vermindering OZB etc.;
-er zijn nog steeds hele grote sociale problemen in sommige wijken van onze grote steden. Dat vraagt een veel selectievere aanpak dan het huidige 56 wijken beleid. Een deel van die wijken zit niet eens in die 56;
-veel meer heil dan een dergelijk gericht, liefst stimulerend beleid is van de rijksoverheid niet te verwachten, alle targets, prestatieafspraken en discussie over corporaties ten spijt. Daarvoor duren die trajecten te lang en is de uitkomst vaak te blauwdrukachtig. De echte oplossing moet komen van een lokaal goed samenspel van alledrie de partijen, publiek of privaat doet er niet toe, als er maar aktie wordt ondernomen. Om die reden moet men ook ophouden telkens hoopvol naar de rijksoverheid te lopen. Dit leidt alleen maar af.
-de corporaties zullen moeten kiezen tussen de rol van taakorganisatie enerzijds of maatschappelijk ondernemer anderzijds; die keus zal ook toenemend in wetten en spelregels worden vastgelegd. Het Europese probleem is eenvoudig te tackelen: door commercie en nonprofit juridisch te scheiden en door een duidelijker definitie van de sociale woonvoorraad. De rol van organisaties die dat beheren of ontwikkelen kan veel flexibeler worden vormgegeven.
-flexibiliteit en differentiatie zijn dus de toverwoorden voor het beleid, maar ook voor de corporaties. Om die reden heb ik op het eind veel aandacht gevraagd voor het leiderschap in die sector en maatregelen om dat te versterken, zoals interim-constructies, uitwisseling van goede leiders, meer externe druk op raden van toezicht e.d.
Uiteraard is hier veel meer over te zeggen, zie ook de website van KEI waar het hele traject op is weergegeven en tezijnertijd een uitgebreid verslag zal verschijnen.
<< Home