vrijdag 8 december 2006

Liberalisering ziekenhuizen: De invloed van de politiek

In oktober publiceerde ik een artikel in Zorgvisie over de liberalisering in de ziekenhuizen. De redactie plaatste het artikel onder de niet geheel juiste kop 'Afwachten loont'. Dat is niet de hoofdboodschap. Zowel binnen ziekenhuizen (rond kwaliteit, procesverbetering, veiligheid) als naar buiten (zoals boulevard constructies, gespecialiseerde units rond bepaalde aandoeningen zoals ogen, knieeen, verloskunde e.d.) is genoeg te doen. Er zijn ook nu al goede voorbeelden te zien waarbij het gestimuleerde ondernemerschap (in de brede zin van het woord) tot goede voorbeelden leidt. Recent heeft '' mijn oude club' Boer&Croon een overzicht uitgebracht van dergelijke innovaties onder de wat misleidende titel 'Liberalisering werkt!' Mijn hoofdboodschap in dat artikel is echter dat: -er per saldo helemaal nog geen sprake is van marktwerking, maar alleen van stimuleren van concurrentie (en daarom komt ook iedereen nu in beweging) onder een budgetregime. Binnen deze concurrentie kan de ene organisatie het beter doen dan de ander op gebieden van reputatie, innovatie, klantenbejegeing. Diegenen die ook vroeger al deden aan 'winstdeling', zoals medisch specialisten, krijgen dan bij gebleken succes meer 'winst'; daar werkt de winstprikkel dus als vanouds, voor het management is het blijkbaar geen bepalende factor! -de politieke retoriek iets heel anders suggereert dan er formeel, wettelijk gebeurd is. Dit heeft dus binnen de ziekenhuissector duidelijk gewerkt en een aanjaageffect gehad. In de samenleving heeft het echter geleid tot het misverstand dat er nu sprake is van marktwerking en dat allerlei falen in de ziekenhuizen daarop terug te voeren is. Politiek gaan we daar dus nog de effecten van merken: in een terugdraaien van liberalisering die er in die mate formeel nooit is geweest! Over retoriek gesproken!

De worsteling van het welzijnswerk

In de afgelopen maanden heb ik op vele fronten gediscussieerd met en geadviseerd aan directies van lokale welzijnsinstellingen. Ik zat een conferentie voor van Utrechtse instellingen over hun imago. Ik hield een lezing voor de vereniging van directeuren van welzijnsinstellingen (Verdiwel)(zie blog van 30 mei). Ik had een werkconferentie met het bestuur hiervan. En ik had parallel vele interviews met 'civic leaders' in het kader van mijn lopend onderzoek. Velen van hen hebben met welzijnsachtige problemen te maken en doen er iets aan. Dit levert een boeiende en soms ook vermoeiende confrontatie op. Enerzijds het institutionele, staatsgedomineerde veld van de 'welzijns'organisaties (blijft een pretentieuze term) dat sterk worstelt met zijn toekomst en toegevoegde waarde. Anderzijds de burger die het initiatief neemt, niet aan de kant zit en, en passant, klaagt over datzelfde institutionele veld. Alles optellend meen ik dat er voor deze welzijnsinstellingen maar een goede toekomstige koers is: -professionalisering van het werk zelf, dus evidence based werken aan de hand van methodieken die gedisciplineerd worden toegepast en aantonen wat je resultaat (public value) is; -ondernemerschap in plaats van management: sociale kansen zoeken en oppakken op een ondernemersachtig wijze, met nieuwe diensten, nieuwe communicatie, nieuwe benaderingen. Een van de praktische consequenties hiervan is dat je alleen diensten blijft doen als je er echt goed in bent. Tevens dat je anderzijds niet telkens diensten afstoot als ze eindelijk stevig in de markt staan, zoals bij vele is gebeurd rond schuldhulpverlening, kinderopvang en bedrijfsmaatschappelijk werk. Uiteindelijk is dit een koers die deze instellingen losser maakt van directe sturing door de lokale politiek, maar wel professioneler en ondernemender. Daar zit eigenlijk vaak nog de grootste weerstand. De politiek krijgt dan wat ze verdient: afhankelijk en defensief werkende clubs onder ambtelijk getint management. Daarmee lossen we de grote sociale problemen van dit moment niet op en zal het officiele 'welzijns'werk steeds verder marginaliseren. In een klemmende omarming gaan dan beide ten onder, elkaar ondertussen verwijten makend.